Een regeling zoals bedoeld in de WOR kan raakvlakken hebben met meerdere van deze onderwerpen. Een combinatie van zulke onderwerpen valt dan ook onder het instemmingsrecht. Denk bijvoorbeeld aan ziekteverzuimprotocol dat ook privacy aspecten heeft. Alleen regelingen met een meer algemeen en permanent karakter vallen onder het instemmingsrecht. Het moet dus gaan om regels of beleid dat voor herhaalde toepassing is bedoeld.
De WOR bevat een limitatieve opsomming van instemmingsplichtige onderwerpen. Een regeling over een onderwerp dat niet in de lijst staat valt niet onder het instemmingsrecht. Denk bijvoorbeeld aan regelingen over vergoeding van reiskosten of andere kosten of over leaseauto’s.
In een cao of arbeidsvoorwaardenregeling kan staan dat ook onderwerpen buiten de lijst onder het instemmingsrecht vallen. Ook kan de bestuurder besluiten over zo’n onderwerp wel instemming aan de OR te vragen. Bijvoorbeeld om voor de betreffende regeling draagvlak onder het personeel te krijgen. We noemen dit een ‘bovenwettelijk’ instemmingsrecht.
Hoofdregel is dat de regeling geen betrekking kan hebben op primaire arbeidsvoorwaarden (zoals loon en arbeidsduur). Het instemmingsrecht is ook niet van toepassing op individuele regelingen. Instemming van de ondernemingsraad is namelijk alleen vereist wanneer het voorgenomen besluit betrekking heeft op een regeling bestemd voor alle werknemers of voor een groep werknemers.
De OR heeft verder geen instemmingsrecht als de regeling al geheel is geregeld in de toepasselijke cao. Indien de regeling slechts op hoofdlijnen is beschreven in de cao, heeft de OR vaak wel instemmingsrecht over de nadere invulling daarvan in het bedrijf.